Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [46]bouwde hij daar een altaar, en [47]riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn tent op; en Izaks knechten groeven daar een put. 46. Om daarmee te tonen dat hij geen anderen God eren noch dienen wilde dan den God zijns vaders Abrahams. 47. Zie boven, hfdst.4 vs.26.